-
1 dare
n. uitnodiging; uitdaging--------v. durven; uitdagendare1[ deə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————dare2[ deə]♦voorbeelden:II 〈hulpwerkwoord; 3e persoon enkelvoud dare〉1 (aan)durven ⇒ het wagen, het lef hebben te♦voorbeelden:how dare (you say such things)? • hoe durf je zoiets te zeggen?¶ I dare say • ik veronderstel, ik neem aan; 〈 als tussenwerpsel〉natuurlijk, waarschijnlijk; 〈 Brits-Engels〉 misschien
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский